Wie terugkijkt in de geschiedenis vindt daar meestal maar weinig om te lachen.
De geschiedenis zit vol met serieuze, wat zeg ik bloedserieuze mensen, gebeurtenissen en geschriften.
Het lijkt wel of het lachen en schateren, kortom de humor vroeger gewoon niet bestonden.
Waarschijnlijk verandert humor met elke generatie mee. Dingen waar onze grootouders om moesten lachen,
vinden wij vaak flauw en zelfs saai. Misschien is humor wel net als vers fruit: als je het niet goed inmaakt of invriest dan rot het weg.
Toch is geschreven humor van alle tijden, al komen we die in oude teksten maar zelden tegen.
Bij oude dichters en schrijvers kun je af en toe nog wel wat geestigs ontdekken. Maar grote geleerden, staatslieden en kooplieden zul je er niet gauw op betrappen.
Een uitzondering op die regel is Constantijn Huygens (1629 –1695),bde internationaal nog steeds wereldberoemde parel van onze Gouden Eeuw.
Hij was een geniale wis-, natuur-en sterrenkundige. Huygens is de uitvinder van het superieure slingeruurwerk. Hij sprak Latijn en Grieks, Frans, Italiaans en zelfs Engels. Verder was hij een groot diplomaat, componist, musicus én… dichter. Kortom, hij was een alleskunner. En dat allemaal ook nog met humor.
Ik koos drie gedichtjes om die vrolijke kant Huygens te leren kennen.
Dit schreef hij bijvoorbeeld over het echtpaar Droncke Claes en zijn gevatte echtgenote Neel. Ik heb ze voor alle zekerheid in modern Nederlands omgetaald.
Klaas kwam zat naar huis, zo vol als hij nog nét kon dragen.
En vrouwlief Neel, die altijd met donderpreken raasde
Zei nou geen woord, wat Klaas zó erg verbaasde
Dat hij moest zeggen: “Laatst stelde je nog zo dol aan
Is het misschien een feestdag en verdien ik nou geen straf?”
“Oh sorry, Klaas,” zei Neel, ”ik zag je niet voor vol aan.”
Spelen met taal. Je zou het van zo’n genie niet verwachten. Maar je ziet het voor ogen gebeuren je en we kunnen er nog steeds om lachen. Huygens maakt gewoon een geintje.
Hij zit ook vol medelijden met zijn drukker. Maar hij kan het niet laten om met het woord druk te spelen.
In het volgende versje komt het woord druk niet minder dan negen keer voor.
Myn Drucker leeft in droeven druck Want 't drucken druckt hem weinigh druck `t Waer geen bedruckte Drucker Viel 't drucken maer wat drucker |
Mijn drukker staat zwaar onder druk Want drukken drukt hem niet zo druk 't Was geen bedrukte drukker Was 't drukken maar wat drukker |
En een van de geestigste verzen is vandaag nog even leuk als toen. Op een smal wandelpad komt hij een andere wandelaar tegen. Eén van de twee moet opzij. Wie? Let op!
Pier liep my tegen 't lyf, en wou geen stroo-breed wycken;
Hy sei, 't en lust hem niet voor yder geck te strycken;
Maer, seid ik, dat lust my,
En trad van 't sandpad af en liet den geck voorby.
Ofwel:
Piet kwam mij tegen en wou geen strobreed uitwijken.
Hij had, zei hij, geen zin om voor elke gek te wijken.
Oké, zei ik, dat bevalt ook mij.
En ik stapte van het zandpad af en… liet de gek voorbij.
Kijk, dat vind ik nou leuk. Geen zwaarwichtige kunst of geleerdheid, maar een brede zeventiende-eeuwse glimlach!