skip to main content
Main Image.

Teloorgang

Wat een prachtig woord is dat toch, teloorgang.

Het WNT geeft de betekenis “Het verloren gaan; ondergang”.

Dat woord teloorgang komt van het werkwoord teloorgaan.

Het WNT zegt: “teloorgaan, bijvoorbeeld] van wensen, plannen, gevoelens, voorschriften

Het betekent “verloren gaan, vergeefs zijn, niet in vervulling gaan, op niets uitlopen.”

En het uitgestorven woord loor heeft niets te maken met het woord verloren.

Loor heeft te maken met het leur van teleurstellen.

En inderdaad: elke teloorgang is een teleurstelling.

 

Mijn grootvader was een statige notabele die voornamelijk sprak in spreekwoorden en gezegden.

Steeds weer wist hij elke situatie te vangen onder een etiket van gevestigde en niet te weerleggen eeuwenoude wijsheid.

Het leek wel een tot leven gekomen orakel. Als je aan tafel lekker zat te schransen van oma’s heerlijke maaltijden, zei hij vermanend:

“Niet het vele is goed, Fransje, maar het goede is veel.” En dan dacht ik altijd: “Waarom zou het vele niet ook goed zijn?

Veel cadeautjes op je verjaardag, een grote zak vol snoep? Wat is daar verkeerd aan?” Ik zag het punt niet.

Of ik snapte het niet. Hij zei soms voor mij onbegrijpelijke dingen zoals: “Men zal den dag niet prijzen eer het avond is”.

Of: als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.” Het klonk altijd alsof er niets tegen in te brengen was

en ik toonde ontzag en zei voor de veiligheid maar liever niks terug.

Die niet tegen te spreken eeuwenoude wijsheden waren in feite dooddoeners.

Ze fungeerden als het laatste woord dat er over gezegd kon worden.

En inderdaad, je moest ze in je ken zak steken er je kon er eenvoudig niets tegenin brengen.

Het waren niet alleen spreekwoorden die opa’s bijdrage vormden aan gesprekken, maar ook eeuwenoude grapjes en puntige zegswijzen

zoals: “Alles met mate, zei de schoenlapper en hij sloeg zijn vrouw met de el.” Of: “Liever blo Jan, dan do Jan.”

Die woorden moest hij mij uitleggen want ik wist natuurlijk niet wat een el was, of blo,

een woord dat later “laf” bleek te betekenen, “schuchter, bedeesd”. En opa vond het dan weer teleurstellend dat ik dat niet wist.

En toch denk ik niet dat die ouderwetsheid de reden is dat je ze in het dagelijks leven steeds minder lijkt te horen, de spreekwoorden en gezegden.

Zeker, we kennen ze allemaal nog wel, maar het lijkt of ze steeds minder gebruikt worden.

Het gebeurt nog wel dat ik mezelf nog wel eens hoor zeggen: “Ja ja, wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in”,

of “haastige spoed is zelden goed” of zo. Maar mijn kinderen heb ik nooit op dit soort uitdrukkingen betrapt.

Het ziet er naar uit dat we onze oude wijsheden in een soort taalmuseum hebben gestopt.

Aardig om ze af en toe nog eens tegen te komen, maar niet meer geschikt voor persoonlijk gebruik. De jongeren van vandaag

lijken vooruit te kijken naar een al dan niet maakbare toekomst. Liever dan achteruit. En dat is begrijpelijk genoeg.

Het verleden van de laatste eeuw alleen al had twee krankzinnige wereldoorlogen te bieden.  Daar komen we nog steeds

elke dag de nare gevolgen van tegen. Jonge mensen zeggen de dingen liever niet in de vorm van oude afgesleten dooddoeners.

Ze zoeken hun eigen gemeenschappelijke manier. Ook al gebruiken ze hun eigentijdse leuzen en slagzinnen niet veel anders.

Mijn grootvader is al lang dood en de meeste van zijn spreekwoorden en gezegden zijn er zo te horen niet veel beter aan toe.

Ach, misschien is dat achteraf toch niet zo heel erg teleurstellend, de teloorgang van dooddoeners.

Poort-Taal

 
 
+ Text Size -